Wandeling door de hel

Als je de Poolse regering over de rooie wilt krijgen, moet je de talrijke voormalige concentratiekampen die zich op het Poolse grondgebied bevinden, “Poolse kampen” noemen. In 2018 is er in de Poolse senaat zelfs een wet aangenomen die dit strafbaar stelt. In principe hebben ze gelijk, aangezien Polen in juridische en territoriale zin sowieso niet meer bestond nadat de Duitse troepen er met Operatie Barbarossa in 1941 overheen walsten en er een Generalgouvernement van maakten. Al in 1940 begonnen de Duitsers met de bouw van kampen, uiteindelijk uitmondend in een netwerk van ongeveer 400 kampen, waaronder zes vernietigingskampen.

Zoals inmiddels bekend, ben ik een geschiedenis-aficionado en gefascineerd door Nazi-Duitsland. In 2023 heb ik een bezoek gebracht aan Haus der Wannsee-Konferenz, het huis waar op 20 januari 1942 verschillende topnazi’s bij elkaar kwamen om de Endlösung te bespreken — oftewel de oplossing van het “Joodse probleem”. De oplossing van dit “probleem” was de systematische uitroeiing van elf miljoen Europese Joden. Aanvankelijk werden duizenden Joden door Duitse Einsatzgruppen, die achter de oprukkende troepen aantrokken, afgevoerd en in bossen of afgelegen gebieden doodgeschoten. Het vermoorden van baby’s, vrouwen, mannen, kinderen en bejaarden bleek zelfs voor geharde SS’ers op den duur een psychische last. Bovendien vond de leiding het een verspilling van kogels. De “efficiëntere” oplossing werd gevonden in gas — het gifgas Zyklon B.

Ik bezit honderden boeken over Nazi-Duitsland en heb evenzoveel, zo niet meer, documentaires over de oorlog en Nazi-Duitsland gezien. Ik heb veel Nazi-memorabilia en heb verschillende Nazi-hotspots in Duitsland bezocht. Ik heb mijzelf er echter nooit toe kunnen brengen de demonische vruchten te aanschouwen die het Nazi-regime heeft voortgebracht. Waarom niet? Te beklemmend? Te duister? Niet te vatten? Te confronterend? Geen idee. Ik zag ooit — per ongeluk — de film The Boy in the Striped Pyjamas. Ik voelde me dagenlang beroerd. Maar als man vind ik dat je ook je eigen demonen en angsten in de ogen moet kunnen kijken, en dus heb ik een reis geboekt voor een bezoek aan Auschwitz-Birkenau in Polen en Dachau in Duitsland.

Gisteren heb ik Auschwitz-Birkenau bezocht. De hele dag vormen zich zinnen in mijn hoofd en schilder ik met woorden, maar toen ik na mijn bezoek aan vrienden en familie moest uitleggen hoe het was en hoe ik mij voelde, kon ik geen woorden vinden om de diepe duisternis en de gruwelen op een treffende manier te beschrijven.

Je krijgt een rondleiding langs galgen, langs de beruchte muur waar duizenden gevangenen werden doodgeschoten, langs donkere ondergrondse kamers waar gevangenen werden gemarteld, vermoord, en langs plekken waar gevangenen werden vergast en gecremeerd. Er zijn kamers vol haar — haar van meisjes en vrouwen, afgeschoren na hun dood, gebruikt om touw en vloerkleden van te maken. Er zijn kamers vol duizenden brillen, protheses, koffers, schoenen en kledingstukken — de laatste bezittingen van zij die vergast of op een andere manier vermoord werden. Er hangen foto’s van mensen die in deze vervloekte plek hun leven hebben verloren. Honderden, duizenden foto’s. In hun ogen: angst. Verwarring. Op sommige foto’s zie je kinderen die later zijn vergast, maar die eerst nog zijn mishandeld en geslagen. Bloed, kapotte lippen en kromgeslagen neuzen.

Mijn pen kan op geen enkele wijze het gevoel overbrengen van wat er door je heen gaat als je daar loopt. In een van de zalen — waar ooit duizenden mensen samen opgepropt verbleven — bevindt zich een monument ter nagedachtenis aan de nabestaanden. Boven op het monument staat een bokaal die is gevuld met het as van verschillende gecremeerde slachtoffers. Laat dat even inzinken. Hoe schrijf ik daarover? Het schilderij dat zich vormt met de woorden die in mijn hoofd neerdalen, is zwart. Gitzwart.

Ondanks alle gruwelijkheden waarmee je wordt geconfronteerd in Auschwitz, blijkt dit slechts een voorportaal te zijn van de hel. Vanwege de grote aanvoer van mensen werd een paar kilometer verderop in 1941 begonnen met de bouw van een zusterkamp: Birkenau. Met een busje worden we daar naartoe gereden. In sommige fantasyfilms wordt er gesproken over een vervloekt of duister gebied. De aanblik van Birkenau is precies zo. Er hangt een huiveringwekkende en onheilspellende sfeer. Een gigantisch uitgestrekt gebied waarvan je de grenzen en uiteinden niet kunt zien. Een kamp, enkel en alleen gericht op het op industriële schaal vermoorden en vernietigen van mensen.

Je voelt letterlijk de dood. Alles is grauw om je heen. Er zijn geen vogels, geen fleurige bomen of bloemen. Alle bezoekers, inclusief de gids, fluisteren. Je loopt op het platform waar de treinen aankwamen en de selectie werd gemaakt: wie moest direct worden vergast en wie mocht nog even werken, om in een later stadium alsnog te worden vermoord. Ouders en kinderen werden uiteengerukt. Geliefden werden gescheiden van elkaar. In sommige gevallen werden duizenden mensen tussen aankomst, vergassing en crematie binnen een tijdsbestek van vier uur “afgehandeld”.

De gids vertelt dat er te veel gruwelijke verhalen zijn om te vertellen, en dus deelt ze “slechts” een selectie. Het verhaal over 200 Roma-baby’s die in één uur werden vergast en gecremeerd. Van een baby wiens schedel met een geweerkolf werd ingeslagen omdat het gekrijs de SS’ers irriteerde, en de moeder de opdracht kreeg het lijkje van haar kind mee te nemen. Van wegen die werden gemaakt van het as van de gecremeerden. Van “dokter” Mengele die de meest gruwelijke experimenten uitvoerde op kinderen en tweelingen.

De tour duurde alles bij elkaar ongeveer zeven uur. Urenlang werden we letterlijk door de hel meegevoerd. Je wandelt door een gebied waar miljoenen mensen onmenselijk leed en verdriet hebben ondergaan, om uiteindelijk op een barbaarse en gruwelijke wijze ter dood te worden gebracht — en waar hun bestaan en hele wezen letterlijk in rook opging.

Het is een beklemmend gevoel. Je voelt de blikken van miljoenen doden op je gericht. Je hoort hun geschreeuw wanneer het dodelijke gas hun adem wegneemt en ze hun doodstrijd aangaan. Wanneer ze hun nagels tot bloedens stuk krabben in de muren van de gaskamer of hun eigen ogen uitkrabben. Moeders die krijsend van onmacht hun baby’s en kinderen in hun handen zien stikken en sterven. Van bejaarden echtparen die decennia met elkaar getrouwd waren en samen een bestaan hadden opgebouwd en die elkaar voor de laatste keer omarmen om samen af te dalen in een gruwelijke dood.

Ik kijk naar het pad waarop ik loop, als we bij de gaskamers en crematoria lopen die aan het eind van de oorlog door de SS’ers zijn opgeblazen in een poging hun gruwelijke misdaden aan de geschiedenis te onttrekken. Het kan niet anders dan dat ik loop op stof en as van gecremeerde mensen.

Waarom zou iemand een dergelijke plek willen bezoeken? Persoonlijk denk ik dat het goed is om daar te lopen als mens. Niet als Jood, homofiel, Jehovah’s Getuige, katholiek, Pool, Rus, Duitser of wat dan ook, maar puur als mens — om te zien wat mensen andere mensen kunnen aandoen. Om te zien hoe een maatschappij heel snel kan afglijden tot een intolerant en totalitair systeem, en wat er kan gebeuren als groepen mensen worden weggezet als ongewenst of “anders”. Wanneer populisten de overhand krijgen en de checks and balances van een democratie worden vertrapt.

Nog een reden is om in de ogen te kijken van de slachtoffers. Tussen al die duizenden foto’s voelde ik een paar ogen indringend naar mij kijken. Een jonge vrouw. Bij veel van de andere foto’s stonden namen en wat andere informatie, niet bij haar. Enkel dat ze Nederlandse was, en op 10 december 1942 werd gedeporteerd naar Auschwitz. Ze hangt daar tussen de duizenden die zijn vermoord, maar er is verder geen informatie over haar. Naamloos. Vergast? Gecremeerd? In de nevel van die jaren verdwenen.

Ik plaats haar foto. Geen idee wat er met haar is gebeurd, maar de nazi’s hebben geprobeerd haar bestaan uit te wissen. Ik doe het verzoek aan jou, beste lezer: kijk in haar ogen. Ze heeft bestaan. Ze was een mens. Kijk in haar ogen.

Kraków

“Polen??”

Dat was de reactie op Schiphol van de veiligheidsmensen op de vraag wat mijn volgende bestemming was. De vraag ging gepaard met gefronste wenkbrauwen. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat Polen zich absoluut niet op mijn bucket list bevond van landen die ik wenste te bezoeken. Sterker nog, geen enkel Oost-Europees land bevindt zich op dat lijstje.

Ik ben een kind van de jaren 70, geschoold op Nederlandse scholen. Het geschiedenisonderwijs dat wij kregen voorgeschoteld richtte zich voornamelijk op het Westen. De Romeinen, de Middeleeuwen, en Bonifatius die door heidense Friezen werd vermoord. Indonesië en Suriname kwamen voorbij, en natuurlijk uitvoerig de Tweede Wereldoorlog. Woke bestond gelukkig nog niet, dus wij kregen het beeld voorgeschoteld dat heel Nederland dapper in het verzet zat en vocht tegen de “Mof”. In retrospect natuurlijk flauwekul, aangezien er verhoudingsgewijs in geen enkel ander land zoveel Joden werden verraden en uitgeleverd aan de Duitsers als in Nederland. Het enige dat we over Polen leerden, was dat Hitler en Stalin met het Molotov-Ribbentroppact Polen als een verjaardagstaart doormidden sneden en onderling verdeelden. Later leerde ik dat Stalin in 1940 ruim 4.500 Poolse officieren in Katyn een nekschot heeft gegeven. Toen de Duitsers later de rest van Polen op de Russen veroverden en vervolgens doorstoomden richting Moskou, lieten ze verslaggevers van over de hele wereld komen om met eigen ogen de slachtpartij te aanschouwen. De geallieerden werden hierdoor in verlegenheid gebracht en probeerden het verhaal weg te moffelen. Hoe sla je de oorlogstrom en roep je zoveel mogelijk mensen onder de wapenen om te vechten tegen een gewelddadig despoot als Hitler, terwijl je eigen bondgenoot niet onderdoet in wreedheden en moordpartijen?

In de jaren 80 leerde ik de man met de snor kennen: Lech Wałęsa, de vakbondsleider van Solidarność, die de strijd aanvoerde tegen het juk van Rusland en het communisme. Hij werkte daarbij samen met de enige andere Pool die ik ken: Paus Johannes Paulus II — of, zoals hij in mijn jeugd bekend stond: Popi Jopi.

Ons werd geleerd dat Duitsland verdacht is, en alles ten oosten van Duitsland communistisch, en dus eng, kwaadaardig en gevaarlijk.

Met dit alles in mijn hoofd landde ik gisteren op het vliegveld van Kraków.

Ik verwachtte boos kijkende soldaten met geweren, mijn koffer die ondersteboven werd gegooid, terwijl een grote soldaat met zijn vinger in mijn bil porde om te zien of ik geen contraband bij me had. Niets is minder waar! De afhandeling verliep zeer vlot en vriendelijk. Mijn chauffeur stond keurig te wachten, en binnen enkele minuten na aankomst reed ik door een moderne en mooie stad naar mijn hotel.

Als man met een kleurtje kijk ik, als ik me in een “wit” land bevind, altijd rond of ik andere gekleurde mensen zie. Het schept een band en ik voel me dan wat meer op mijn gemak. Wanneer je in een witte menigte loopt en je komt andere gekleurde mensen tegen, dan volgt er meestal een knikje, een knipoog of een thumbs up, en dat geeft een geruststellend gevoel. Vraag me niet waarom, het is nu eenmaal zo.

Hoe groot was mijn vreugde toen ik bij aankomst bij mijn hotel welkom werd geheten door William, een grote, donkere porter! Aangezien ik dus toch niet zo’n vreemde, donkere eend in de bijt ben, hoef ik mijn kamerdeur ’s nachts niet te barricaderen uit angst dat de locals mij uit mijn kamer sleuren om mij ergens ritueel in stukjes te hakken.

Na mijn spullen in de kamer te hebben gedropt en een snel bad te hebben genomen, trek ik de stad in. Kraków was ooit de hoofdstad van Polen, maar die eer is later ten beurt gevallen aan Warschau. Gelukkig maar voor Kraków, want waar Warschau in de Tweede Wereldoorlog totaal is weggebombardeerd, is Kraków relatief ongeschonden uit de oorlog gekomen. Het resultaat is dat je kunt genieten van eeuwenoude straten, paleizen, gebouwen en parken.

Ik heb het uitstekend naar mijn zin. De stad is schoon, de mensen zijn vriendelijk, er is veel geschiedenis en — door de jarenlange overheersing van verschillende landen en culturen — een uitgebreid voedselpalet om van te genieten. Daarnaast, als bibliofiel, is het mij opgevallen dat ik in het uurtje dat ik rondloop al tientallen boekenwinkels heb gezien. Dat zegt wat over het intellectueel vermogen en de culturele rijkdom van de bewoners.

Ik ben blij dat ik in Kraków ben.

Toch kijk ik op tegen iets wat me jaren innerlijke strijd heeft gekost om hier naartoe te komen. Daarover meer in mijn volgend stuk — als het gebeuren achter de rug is en ik hopelijk emotioneel in staat ben erover te schrijven en ik niet depressief van een brug ben gesprongen.

Pssssssssssst!

Men zegt dat je de ontwikkeling en beschaving van een maatschappij kunt aflezen aan de manier waarop zij met haar doden en begraafplaatsen omgaat. Mocht deze bewering kloppen, dan vormt Türkiye, en in het bijzonder Istanbul, absoluut het summum in beschaving! In de stad tref je verschillende begraafplaatsen aan waarvan sommige graven dateren uit de Ottomaanse tijd die eruitzien alsof de bewoner pas enkele dagen geleden ten grave is gedragen. Schoon en keurig verzorgd.

Na een indrukwekkende boottour op de Bosphorus worden Rashida en ik een heuvel op gereden waar we via een slingerweggetje duizenden en duizenden graven passeren. Op de top van de heuvel aangekomen staan er tussen de graven gezellige eettentjes en is er een platform dat een spectaculair uitzicht biedt over de stad en de Bosphorus. Vrolijkheid en schoonheid tussen de doden. Het voelt bijna poëtisch aan. Met een kabelbaan worden we naar beneden gebracht. Vanuit de lucht hebben we een prachtig uitzicht op de duizenden goed onderhouden graven beneden ons. In het sterk bijgelovige Suriname zou dit nooit hebben gewerkt. De doden beneden zouden nooit tolereren dat je vrolijk boven hun graven zou bungelen en zouden er alles aan doen je naar beneden te laten storten.

Ik heb een andere theorie over beschaving. Je kunt de beschaving van een persoon of een maatschappij aflezen aan de manier waarop ze met dieren omgaat en dan in het bijzonder met poezen. Ik geef toe, ik ben behoorlijk vooringenomen want ik ben een enorme ailurofiel. Naar mijn mening bestaan er twee soorten mensen op aarde. Mensen zoals ik die wanneer ze een poes zien gelijk beginnen te “psssst, pssssst, psssssten” en koste wat het kost de poes willen knuffelen, en mensen als Rashida die poezen arrogante, zelfingenomen, hinderlijke beesten vinden. Istanbul is een Utopia voor poezen en hun volgelingen en zij worden met alle liefde en respect behandeld! Poezen worden getolereerd in winkels, malls, musea, historische locaties. Overal!

© Henry Carbière Falls.

Het is momenteel ijzig koud in Istanbul. Daarom plaatsen de Turken overal bakjes met voer en water voor de poezen en bouwen ze huisjes van karton en hout waar poezen kunnen schuilen. In de stad staan overal voermachines waar je een muntje in kunt stoppen zodat er verse brokjes voor de poezen uitvallen. Een super beschaafde maatschappij!

© Henry Carbière Falls.

Toen we in een chique, upscale mall waren zat er parmantig een poes op een display waar een dure jurk aan een pop hing. Er kwam een andere poes de winkel inlopen en met dikke staarten vlogen de poezen elkaar aan. Samen met enkele andere omstanders sprong ik als een VN-vredesmacht sussend tussen de blazende en hissende poezen, onderwijl de nieuwkomer met zachte hand de zaak uitduwend.

Terwijl wij elkaar lachend aankeken en de overwinnende poes liefkozend aaiden, keek Rashida ons verbijsterd aan.

“Belachelijk! Ik zou ze alle twee de zaak uit hebben geschopt!”

De volgende ochtend zitten we in een van onze favoriete restaurants van een heerlijk Turks ontbijt te genieten omringd door poezen die genieten van de warmte. Plotseling ontstaat er een hele consternatie wanneer een kelner met een plantenspuit de poezen het restaurant uitjaagt. Verontwaardigd spring ik op!

“Je durft! Ga zitten!”

Onder een dreigende blik van Rashida neem ik mopperend weer plaats. De kelner, die de afgelopen dagen heeft gezien hoe ik met alle poezen in de zaak knuffel, loopt langs ons.

“Sorry, not all guests love cats.”

Net wanneer ik op het punt sta hem toe te bijten dat hij zijn spray op de kattenhaters moet spuiten en niet op de katten, springt er een dikke zwarte poes op mijn bank en kruipt tegen mij aan. Ik sla mijn armen om hem heen en werp een waarschuwende blik op de kelner die zuchtend wegloopt.

Wie een leven redt, redt de hele wereld! Trots knuffel ik mijn poes die goedkeurend begint te spinnen.

© Henry Carbière Falls.

5 vrouwen

We staan met ongeveer 30 man dicht op elkaar. Niemand zegt een woord en iedereen lijkt zijn adem in te houden. De gids heeft een kleine, draagbare projector bij zich en projecteert een foto op een muur. We zien een foto van een vrouw op een bed. Althans, datgene wat ooit eens als vrouw door het leven ging. De gids vertelt alle gruwelijke details over de staat waarin het stoffelijk overschot werd gevonden. Alle organen en ingewanden waren uit het lichaam gesneden en als confetti en slingers door de kamer gesmeten.

Haganah en ik zijn op een Jack the Ripper-tour in Londen. Ik heb Londen al vaak bezocht, maar ik kon mezelf er nooit toe brengen deze tour te volgen. Het gaf me altijd een zeer ambivalent gevoel. Enerzijds is het zeer macaber en voelt het respectloos aan. Bijna pornografisch. Een tour langs de plekken waar Jack the Ripper ruim 160 jaar geleden vijf vrouwen op een gruwelijke wijze afslachtte. Anderzijds is het zeer fascinerend. Een tour door onder andere historisch Whitechapel in Londen, langs pubs, steegjes en plekken waar het lijkt of de tijd heeft stilgestaan.

Er zijn honderden boeken geschreven over Jack the Ripper, talloze films over hem gemaakt en deze wereldwijd bekende onbekende seriemoordenaar heeft een grote schare enthousiaste Ripperologen die zijn “naam” en reputatie levend houden. Haganah en ik schuifelen nu dus mee in een van de vele Ripper-tours, en ik moet zeggen, kudos voor de gids. De wijze waarop hij zijn verhaal doet, vergezeld met de foto’s die hij projecteert op oude, grauwe gebouwen en muren waar de vrouwen werden gevonden, doet regelmatig een koude rilling door ons lichaam schieten. Alsof de geest van Jack the Ripper ons vanachter de smoezelige gordijnen, in de schemering diabolisch grijnzend gadeslaat. Wat opvalt is dat in een stad waar ieder persoon die iets opmerkelijks heeft gedaan, hoe onbeduidend maar ook, met een bordje aan de muur wordt geëerd er van de vijf vrouwen die door Jack the Ripper zijn vermoord welgeteld maar één bordje is te vinden op een donker, achteraf pleintje met slechts de naam van maar één van de vrouwen.

Catherine Eddowes.

Het is tekenend. In de Ripper-verhalen vervullen de vrouwen haast een minuscule bijrol. De meeste mensen kennen hun namen niet eens. In de verhalen worden ze weggezet als gevallen vrouwen, dronkaards en hoeren. Nu wil het feit dat als je al de pech had als vrouw te worden geboren in Victoriaans Engeland en je ook nog eens onderaan de maatschappelijke ladder bungelde, de kans vrij groot was dat er niets anders overbleef dan het enige asset dat je nog bezat, je lichaam, te verkopen om te overleven. Maatschappelijk beschouwd zeer verwerpelijk. Het moet mij echter van het hart dat ik meer begrip, zo je wilt meer respect, kan opbrengen voor een vrouw die uit noodzaak haar lichaam verkoopt om te overleven dan voor een vrouw die haar lichaam geeft in ruil voor een Gucci-tas of de nieuwste iPhone, maar dat is stof voor een andere blog.

De Brits-Amerikaanse schrijfster en historicus Hallie Rubenhold heeft een prachtig boek geschreven, The Five (hoe verrassend, De vijf in de Nederlandse vertaling) over de vijf vermoordde vrouwen. In haar boek heeft ze voor de verandering Jack the Ripper naar de achtergrond geschoven en heeft ze het leven belicht van de vrouwen. In plaats van het eendimensionale beeld dat we van ze kennen, komen ze in het boek tot leven. Eén schreef gedichten, een ander was onderneemster. Weer een ander was kindermeisje bij een welgestelde familie. Ik ben momenteel het boek aan het lezen en ik vind het een fascinerend boek dat ik een ieder kan aanraden.

Er verschijnen populaire films en series over bekende massa- en seriemoordenaars, echter wie Jack the Ripper was, weet men tot op de dag van vandaag niet. En dat is wellicht maar goed ook. Ik doe hierbij ook mijn duit in het zakje om de vrouwen te gedenken. Hun namen waren: Mary Ann Nichols, Annie Chapman, Elizabeth Stride, Catherine Eddowes en Mary Jane Kelly.

www.hallierubenhold.com/books/the-five/

Is dit nu later?

Het is een prachtig lied van Stef Bos. Wanneer je jong bent kan het naargeestig overkomen, maar wanneer je eenmaal in de herfst van je leven bent gekomen is het lied bitterzoet en raakt het de juiste snaar. Twee weken geleden moest ik aan de woorden van dit lied terugdenken. Via een wederzijdse vriend kwam ik weer in contact met Daniëlle, of Daantje zoals ik haar liefkozend noemde. Daantje en ik waren 35 jaar geleden in Nederland onderdeel van een groepje vrienden. We waren jong, vrij, vol energie en levenslust. We lachten met elkaar, huilden met elkaar en spraken tot in de vroege uurtjes over onze dromen en plannen. Ik hield van Daantje en koesterde haar als mijn zusje. Ze was vrolijk, warm en had een groot hart. Op een gegeven moment scheidde zich onze wegen. Daantje trad in het huwelijk en ik vertrok voor een lange periode naar het buitenland. Internet hadden we toen nog niet, laat staan social media. Als je contact met elkaar wilde hebben stuurde je een kaartje of pende je je verhaal neer op flinterdun, blauw postpapier, dat je in een envelop opstuurde om vervolgens weken te wachten op een antwoord.

Terug in Nederland slokte het leven mij op. Ik maakte carrière, had mooie en desastreuze relaties, ik reisde en had zin in het leven en was hoopvol omtrent mijn toekomst. Ik dacht nog vaak aan Daantje. Ik had een foto van haar die ik altijd op een speciale plek, binnen handbereik bewaarde.

Vele levens en jaren later woon ik nu aan de andere kant van de wereld in de tropen en ben ik inmiddels de herfst van mijn leven genaderd. Getrouwd, vader, ondernemer. Als ik in de spiegel kijk zie ik soms een vreemde man terugkijken met grijzend, uitdunnend haar. Ogen zonder glans, ondersteunt door wallen, en een lichaam met overgewicht en ouderdomskwalen. Een vermoeid man. Moe van mensen. Moe van het verdriet en de teleurstellingen van domme keuzes van zijn kinderen. Moe van het leven. Moe van het moe zijn. Een man die vroeger bij wijze van spreken drie dagen lang, blootsvoets door weer en wind zou lopen als hij wist dat er aan het einde van de tocht een passionele vrijpartij op hem wachtte, maar die nu vrijdagavond met zijn mooie vrouw naast hem op bed doodmoe ronkend in slaap valt terwijl er een straaltje speeksel uit een mondhoek op zijn kussen druipt.

Daantje en ik hebben elkaar vorige week na al die vervlogen jaren voor het eerst weer via video call gesproken. Zoals dat met goede vrienden gaat leek het alsof de jaren niet telden en alsof we al die tijd nog steeds dagelijks contact hadden gehad. Het leven is haar ook regelmatig ongenadig geweest. Gescheiden. Gezondheidsproblemen en andere vervelende situaties.

We spelen nog verstoppertje, maar niet meer op het plein

En de meesten zijn geworden wat ze toen niet wilden zijn

Zoals Stef Bos zingt is het leven dat Daantje en ik nu hebben niet het leven dat we in gedachten hadden toen we nog jong waren. Jong vol dromen en illusies. Waren het dwaze en naïve dromen die de jeugd eigen zijn? Is het leven nu alleen maar kommer en kwel? Nee, zeker niet. Ik heb mooie herinneringen, prachtige beelden in mijn hoofd en heb intense en bijzondere emoties in mij verankerd dankzij vele bijzondere ervaringen, momenten en ontmoetingen in mijn leven waaronder mijn tijd met Daantje. Of ze het nu waarderen of niet, ik mag kennis overdragen aan mijn kinderen en waar ik kan probeer ik anderen te helpen. Mijn huwelijksbootje vaart nog met bolle zeilen vol passie en liefde, menig vervaarlijke klip ontwijkend. En gelukkig heb ik nog oog voor de schoonheid en mooie dingen in het leven. Het flikkert, maar de vlam in mij is gelukkig niet gedoofd.

Stef Bos brengt het als volgt onder woorden:

En nu is het later

Ik ben vader van een dochter en een zoon

Zie de toekomst door hun ogen

Waanzin, schoonheid, oorlog

In de wereld waar wij wonen

Maar ik blijf geloven

Heb nog steeds mijn dromen niet verraden

Niet verkankerd, wel veranderd, door de jaren

Heb later losgelaten

Leef alleen nog hier ... en nu

Want later is nu

Later is nu

Dit is nu later als je groot bent

En het leven wordt steeds mooier 

(Stef Bos-Is dit nu later?)

Mooier had ik het niet kunnen verwoorden.

Is dit nu later? - Stef Bos Live in Carré.

Kogels en schoonheid

Een weekje lopen door Berlijn benadrukt nog eens de totale waanzin van oorlog. Niet alleen duizenden en duizenden levens zijn hier vernietigd, maar het veroorzaakte ook de totale verwoesting van duizenden jaren geschiedenis en cultuur. Overal zie je moderne gebouwen, hotels en malls zoals je die in elke andere metropolis tegenkomt. In de historische wijken zie je prachtige gebouwen die er uitzien alsof ze honderden jaren oud zijn. Echter schijn bedriegt. Als de facade van het gebouw er gaaf en glad uitziet, is de kans vrij groot dat het gebouw ergens in de jaren 50 of 60 van de vorige eeuw is gebouwd. Echte oude gebouwen zitten vol kogel- en granaatgaten uit WWII, of zoals ze dat hier noemen Wunden der Erinnerung. Wonden der herinnering. Van de Brandenburger Tor, tot oude musea, bankjes of beelden in het park, tot oude kerkgebouwen, ze zijn vol met duizenden kogelinslagen.

Het is een trauma voor de stad. Overal waar je loopt zie je borden met foto’s van Berlijn in haar oude glorie. In moderne malls zie je complete muren beplakt met foto’s van oude Berlijnse straten en gebouwen. Grote paleizen zijn herbouwd in de oude stijl waarin ze zich ooit eens bevonden, maar zonder ziel.

In de laatste jaren van WOII is Berlijn totaal weggebombardeerd. Ongeveer 70.000 ton aan bommen is op de stad gegooid, waarna de Russen de stad ook nog eens dagenlang met artillerie hebben bestookt. Blok tot blok, straat tot straat en van huis tot huis werd er daarna verbeten en genadeloos gevochten. Het Berlijn zoals het duizenden jaren bestond ging brandend ten onder.

Gisterochtend tijdens het ontbijt, hoorde ik een ouder gezelschap een tafel verder dit onderwerp bespreken. “Fuck them! They started the war,” sprak een van de heren onderwijl smakkend op een broodje. Nodeloos, de nationaliteit van het gezelschap te melden, die moge duidelijk zijn. Dat de Duitsers als lemmingen achter Hitler aanhuppelden en dat ze veel van de ellende en rampspoed die zij over zich heen hebben gekregen aan zichzelf te danken hebben staat buiten kijf. Het wrange is echter dat veel Berlijners Hitler niet lustten en slechts een kleine minderheid op hem heeft gestemd. Berlijn was een liberale en bruisende stad waar een ieder welkom was ongeacht ras, kleur, geaardheid of afkomst. Helaas had het de pech ook de zetel te zijn van de federale overheid, koos Hitler de stad uit voor zijn zwanenzang en poogde hij alles en iedereen mee het graf in te sleuren voordat hij zichzelf door zijn hoofd knalde. Dat laatste jammergenoeg voor de wereld, maar met name voor Berlijn vele jaren te laat.

Vanavond woonde ik een prachtig klassiek concert bij aan de voet van de Kaiser Wilhelm Gedächtnis Kirche. Een kerk gebouwd in 1895, maar in 1943 tijdens een bombardement vrijwel verwoest. Na de oorlog en hereniging van Duitsland, is besloten de kerk in deze staat te laten en dient het als een getuigenis van vernietiging, ellende en verdriet temidden van de mooiste moderne gebouwen op de Kurfürstendamm. Onder het goedkeurend oog van het meest afschuwelijke Jezusbeeld dat ik ooit heb gezien en dat op een vreemde manier boven onze hoofden zweefde, klonk de prachtige muziek van Vivaldi en Beethoven gespeeld door een ensemble bestaande uit Japanners, Duitsers en Fransen. Tussen de honderden toehoorders bevonden zich Russen, Duitsers, Amerikanen en nog een heleboel andere nationaliteiten die elkaar ruim 70 jaar geleden hier op dezelfde plek naar het leven stonden en deze plek in een brandende hel veranderden.

Na het concert loop ik naar buiten en kijk ik wat over is van de Kaiser Wilhelm Gedächtnis Kirche. Ik probeer te voelen welke emotie overheerst. De schoonheid van het concert, of het drama van de ruïne van de kerk voor me? Ik voelde een vleugje optimisme in mij opborrelen. De afgelopen dagen heb ik gewandeld op plekken waar een mensenleven geleden nazi’s rondparadeerden, synagogen in brandstaken, en andersdenkenden en andersuitzienden aftakelden, vervolgden of vermoordden. Ik heb op deze plek waar bommen vielen en op leven en dood werd gevochten een prachtig concert bijgewoond met verschillende nationaliteiten vredig bij elkaar. Ik wilde typen: het duurt soms lang, maar het goede overwint uiteindelijk wel. Maar niet alleen vind ik dat te klef, het is ook niet waar zoals de geschiedenis heeft bewezen en gelet het nieuws dat dagelijks over ons heen wordt gestort. Wat wel altijd blijft leven en niet door mensen kan worden vernietigd is schoonheid. Bombardementen, moordpartijen, vuur, op den duur rijst er altijd wel een vorm van schoonheid uit de as en puinhopen op.

Met de klanken van Vivaldi nog in mijn hoofd loop ik de zwoele avond in. Ik voel me gelukkig. Dat gevoel zal ongetwijfeld niet lang duren, maar voor nu voel ik het en dat kan niemand mij afnemen.