“Via, via, via!”
Mijn Italiaans beperkt zich tot wat toeristisch gebrabbel, maar afgaande op de consternatie waarmee het Italiaanse gezin waar ik in de trein naast stond de trein uit sprong, wist ik dat iets niet goed zat. Toen we een station naderden, werd er over de intercom een paniekerig klinkende mededeling gedaan. De weinige Italianen in de trein spraken luider dan normaal tegen elkaar en toen de deuren van de trein openden en een conducteur het bovenstaande riep, vlogen ze naar buiten, de rest van ons toeristen verbijsterd achterlatend.
Ik was die dag vroeg vanuit station Termini, Rome met de trein via Napels naar Pompeï vertrokken. Ik had Pompeï al meerdere keren bezocht, maar steeds met een tour. Je wordt door Pompeï gejaagd, standaard langs de beroemde fallussen, het bordeel met de erotische menukaart en vervolgens weer naar buiten gebonjourd, waar de volgende groep toeristen al ongeduldig klaarstaat om dezelfde route te volgen. Ik besloot nu op eigen gelegenheid Pompeï te bezoeken en rustig door het gebied te lopen en alles in mij op te nemen. Fantastisch! Ik maakte foto’s, bezocht gedeelten waar ik nog nooit was geweest en liep woningen, restaurants en winkels binnen van bewoners die in 79 n. Chr. dankzij de vulkaan Vesuvius onder een dikke laag as en vulkanisch gesteente werden begraven. Alles waar men op dat moment mee bezig was, zoals broodbakken, eten of de handelingen die te zien zijn op het menu in het bordeel, werd drastisch onderbroken en als het ware bevroren in de tijd. De hete, giftige dampen verschroeiden longen en maakten aan meer dan 2.000 levens in één klap een einde.
In 1863 introduceerde de archeoloog Giuseppe Fiorelli een techniek waarbij hij vloeibaar gips in de holtes goot die waren ontstaan doordat lichamen onder de as en puimsteen waren vergaan. Toen het gips verharde en werd uitgegraven, kwamen de beroemde en gruwelijke afgietsels naar boven en kon je precies aan de houding zien hoe mensen hun dood hadden gevonden. In sommige gevallen nog met de botten en tanden van het slachtoffer zichtbaar in het gips. Vandaag de dag kan je deze afgietsels nog zien. Fascinerend en huiveringwekkend tegelijk. Eenieder die ooit Rome of Italië bezoekt, raad ik een bezoek aan Pompeï ten zeerste aan.
Het was die dag heet, en dan bedoel ik verpletterend heet. Iedereen zweette en zocht verkoeling. Om de paar stappen moest ik zwetend en hijgend ergens in de schaduw gaan zitten. Na een paar uur hield ik het voor gezien en strompelde ik terug naar het treinstation om de trein te pakken naar Napels. In de trein, schat ik, zaten we met ongeveer 200 man, zonder airco, als vee op elkaar gedrongen. Iedereen was bezweet, het stonk en het voelde aan alsof we door de lava van de Vesuvius reden. Het was een rechtstreekse trein naar Napels, dus iedereen keek verbaasd toen na de paniekerige melding via de luidsprekers de trein een harde stop maakte op een of ander klein station. En toen de Italianen vervolgens in alle haast de trein verlieten, sloeg de paniek toe onder de toeristen.
Een Japanse jongeman onder de tatoeages stak zijn hoofd uit de open deur en keek mij daarna vragend aan.
“What the fuck?”
Ik haalde mijn schouders op. Ik had echt geen idee wat er aan de hand was, totdat er een conducteur op het perron langs de trein rende en luid “Out! Out! Fire! Fire!” riep.
Oké. Dit deed de temperatuur in de trein tot het kookpunt stijgen en iedereen haastte zich uit de trein. Terwijl we uit het station werden gedreven, keek ik rond, maar ik zag geen enkel vuur en zelfs geen rook. Wellicht dat er ergens op het spoor of op een ander station iets aan de hand was. Voor het kleine station stonden we met alle toeristen, terwijl enkele Italianen met de stationsmedewerkers in een verhitte discussie waren. Althans, ik neem aan dat het een discussie was. Met Italianen weet je het maar nooit. Stemverheffing, heftige gebaren en de meest afschrikwekkende grimassen en geluiden. Ze kunnen zo met hun geliefde praten of op dezelfde toon en manier iemand uitschelden. Ik ging ervan uit dat ze net als de rest van de groep niet in hun sas waren en ze hun verbale lava over de stationsmedewerkers uitstortten.
Een van de Italianen kwam op ons aflopen en riep in zijn beste Engels: “Come, come. Bus. Napels.” Hij maakte een stuurbeweging met zijn armen en gebaarde ons hem te volgen. Als de Joden achter Mozes volgden wij hem. Het was een absurd schouwspel. Een klein gehucht waar bijna 200 man, bestaande uit alle rassen, volken en talen, stoffig, bezweet en verward achter een mannetje aanliep.
Ramen gingen open, auto’s stopten en oude mannetjes bij een cafeetje gingen staan om de wonderbaarlijke stoet gade te slaan. De Japanner van de trein kwam naast me lopen en liet me een geel, plastic bandje om zijn pols zien.
“Man, I’m on a cruise ship and I came all the way with the train because I wanted to see Pompeï. If I don’t make it back on time I’m in big trouble.”
Een paar straten verder kwamen we aan bij een bushalte. Ik keek naar de meute en maakte een snelle berekening hoeveel bussen er nodig zouden zijn om al deze mensen mee te kunnen nemen en ik was duidelijk niet de enige die zich zorgen maakte. Tientallen van de groep gingen in discussie met de Italiaanse Mozes. Het was totale chaos.
Ik kreeg een idee. Ik pakte mijn telefoon en opende mijn Uber-app. Zou het? Ja, het zou. Binnen 16 minuten kon een Uber mij oppikken en naar Napels brengen. Ik verliet de groep en sjokte in de hitte terug naar het station waar ik plaatsnam op een bankje in de schaduw van een paar bomen. Het was nog steeds vreselijk warm, maar ik voelde me ondanks de hitte en het zweet dat langs mijn lichaam stroomde relaxed. Ik keek naar de naam boven het station: Torre del Greco. Een dorpje achter Gods oog waar ik nog nooit in mijn leven van had gehoord. Ongeveer een half uur later stopte een zwarte wagen voor me.
“Henry?”
“Si”, antwoordde ik in mijn beste Italiaans en stapte dankbaar de airco gekoelde wagen in.